Arie Ruigrok
Adrianus Johannes Cornelis
e broer van mijn vader Sjaak zei al eens: In Arie is alles aan talent van de twee families gestopt en voor de andere broers en zussen was nog een restje over. Zo was hij onderwijzer, bestuurder, speelde hij piano en orgel, was hij dirigent, glazenier, pottenbakker, tegelschilder, timmerman, tuinman, vogelaar. Maar vooral was hij broer, man, vader en een fantastische opa.
In Noordwijk aan Zee stond mijn vaders wieg en als oudste voelde hij zich al verantwoordelijk voor de broers en zusters, helemaal nadat zijn moeder overleed toen hij 12 was. De liefde en aandacht van zijn tantes Triene en Peumy hebben dit verlies voor hem draaglijk gemaakt maar het verantwoordelijkheidsgevoel voor zijn broers en zussen is altijd gebleven. Zo heeft hij samen met mijn moeder zijn zus Ricky verzorgd tijdens de laatste maanden van haar leven, nu 9 jaar geleden.
Zijn grote liefde vond mijn vader tijdens dansles bij de familie Van Noort in Noordwijkerhout waar onze moeder zo zwierig door de schuur danste dat zij mijn vaders hart wist te stelen. Ook werd hij direct door zijn aanstaande schoonouders in hun harten gesloten. Sinds die avond zijn mijn ouders onafscheidelijk geweest en in Tuitjenhorn, waar mijn vader niet alleen een baan als onderwijzer maar ook een huis aangeboden kreeg, is de familie uitgebreid met vier kinderen. Als kinderen hebben we een mooie jeugd gehad met veel ruimte en vrijheid en wat voor mij heel belangrijk was: met veel dieren. Ponyrijden met het wagentje naar Eenigenburg was altijd een feest.
Als ‘meester’ had mijn vader al een heuse fanclub. Wanneer hij maandagochtend uit de bus stapte stonden de kinderen hem al op te wachten bij de halte en liep hij, als een rattenvanger van Hamelen, pijp in de mond, voorop. Een kind naast hem zijn tas dragend, de rest er achteraan, op weg naar een nieuwe schooldag. Lesgeven werd overigens ook gewoon gedaan in de natuur. Biologieles in het Zwanenwater bijvoorbeeld, waar de kinderen alle plantjes in de duinen leerden en tussendoor ook de reikwijdte van de vleugels van een meeuw gingen meten. Of ze gingen naar het Geestmerambacht waar het zomaar kon gebeuren dat ze door zwanen werden aangevallen en moesten wegkruipen onder een deken. Met sommige leerlingen heeft hij altijd een speciale band gehouden, zoals met Kuf, die tot op de dag van vandaag allerlei klussen op zich neemt van verbouwingen tot mollenvangen aan toe.
Als directeur van de Mavo in Tuitjenhorn heeft hij naast het onderwijzen ook menig kind en ouder met raad en daad bijgestaan. Een aantal ouders zijn we nog tegengekomen toen zij op bezoek waren in Magnushof of daar aan het revalideren waren. En een aantal oud-leerlingen hebben hem verzorgd en hem betrokken bij de bezigheidstherapie.
Zijn onderwijscarrière eindigde helaas te vroeg, en de manier waarop het eindigde heeft ook zijn sporen nagelaten. In deze tijd heeft hij wel heel veel steun gehad van zijn vrienden, die hem ook in Magnushof nog regelmatig bezochten, en dan speciaal Ton Frigge, die altijd voor een lichte noot zorgde, Pé Hof zijn trouwe automonteur, Jaap Dekker, zijn vriend uit het kerkbestuur, zijn “beste vriendin” Riet Pronk, en zijn loopmaatje Cor Kruyer met wie hij 24 jaar lang de duinen in Petten onveilig heeft gemaakt. Ook vond hij een nieuwe uitlaatklep in de vele hobby’s die hij had. Onder andere de ramen van deze kerk heeft hij in zeven jaar tijd met veel geduld en passie, gerestaureerd en de verdere restauratie van de kerk als vice-voorzitter van het kerkbestuur begeleid. Met zijn glas-in-lood hobby kon hij ook zijn onderwijskwaliteiten inzetten. Veel andere hobbyisten heeft hij glas-in-lood geleerd. Nog meer werd hij weer docent op het seminarie in Nieuwe Niedorp waar hij 20 jaar lang de buitenlandse priesters in opleiding niet alleen Nederlands doceerde maar ook de Nederlandse cultuur en gewoontes bijbracht. De band met hen was erg hecht en we zijn als familie ontzettend dankbaar voor de steun die hij en wij van hen hebben ontvangen in de laatste levensfase van mijn vader. Op zijn sterfbed is hij zo vaak gezegend dat wij ervan overtuigd zijn dat hij het mooiste plekje in de hemel krijgt.
Mijn vaders grootste, onontdekte, passie kwam op het moment dat de kleinkinderen geboren werden. Zes in totaal: Carlijn, Floris, Sophie, Thomas, Tjibbe en Luc. Met allemaal heeft hij een eigen, speciale band opgebouwd. Zijn gekkigheid stond voorop maar ook voor raad en daad konden ze bij hem terecht.
Helaas liet zijn gezondheid hem de laatste jaren in de steek en zelfs de dagopvang bij zijn vrienden van de Iep konden niet voorkomen dat hij niet meer thuis kon wonen. Hij werd eerst fantastisch opgevangen in Den Koogh in Den Helder en vanaf april tot aanhet einde liefdevol verzorgd op Neskaag Noord in Magnushof. Daar zijn we als familie heel dankbaar voor. Ook mijn vader bedankte hen menigmaal, waarbij hij soms even overschakelde naar het Russisch, de taal die hij na zijn onderwijscarrière ging leren om zijn geest scherp te houden.
Gedurende deze laatste maanden is de band met de kleinkinderen alleen maar sterker geworden. Hun talrijke bezoekjes gingen altijd gepaard met grappen en grollen, tot de laatste snik. Zij hebben dan ook allemaal, ieder op hun eigen manier, afscheid kunnen nemen van hun “Oop”. Ook hebben we nogmaals kunnen zien hoe diep de liefdevolle band was tussen onze ouders, want bij het woord ‘Moeder’ of ‘Clara’ stroomden vaders tranen voor “De Dame” rijkelijk over zijn wangen.
Lieve pap,bedankt voor alle mooie jaren.